Depressief als puber, wat nu?

Er komt een moment dat je je realiseert dat je toch heel misschien wel hulp nodig hebt voor die gedachten in je hoofd. Ik realiseerde me dat op mijn veertiende, op het moment dat ik het kantoor van mijn mentor binnenliep. Huilend vertelde ik dat ik heel veel negatieve gedachten had en dat ik niet meer wist of ik mezelf wel boven water kon houden.
“Het komt goed meis”, zei mijn mentor tegen mij.
‘Het komt wel goed,’ iets dat heel veel mensen tegen je zeggen als je eenmaal in het hokje depressief geplaatst wordt. Het moeilijkste voor mij was om aan mijn ouders te vertellen dat ik niet lekker in mijn vel zat. Ik voelde schaamte en teleurstelling, omdat ik dacht dat ik geen goede dochter was.. Een fout. Dat ze beter af zijn zonder mij.
Mijn ouders reageerden rustig, maar ik weet niet of dat wel de reactie was die ik wilde. Misschien was het beter geweest als ze boos waren, zodat het idee dat ik niks waard was, bevestigd zou worden.
Dan begint de lopende trein van hulpverleners; een maatschappelijk werker, Een psycholoog… Nog een psycholoog en nog één of twee.
Ik realiseerde me inderdaad dat ik hulp nodig had, maar ik accepteerde het niet. Mijn ouders trokken me mee naar alles wat maar voor 0,1% zou kunnen helpen. Dat deden ze uit liefde, alleen zag ik dat zo niet. Ik had het gevoel dat ik een last was, een probleem. Een verkeerd geproduceerd product dat veranderd moest worden.
Ging het me ooit lukken om weer boven water te komen? Zou ik hier ooit uitkomen en gelukkig worden met wie ik ben?