31 augustus 2015

Piet Verhage, de laatste man in Walcherse dracht in Zeeland

Piet Verhage, mijn opa,  was de laatste man in Walcherse dracht. Elke woensdagochtend ging ik bij mijn opa een kop koffie drinken en hadden we vaak een soortgelijk gesprek als de week daarvoor. 
We hadden een hele goede band, mij opa en ik. Ooit heb ik een verhaal geschreven over zijn leven, dat opgenomen werd in de Zeeuwse verhalenbundel: “Stikkort, Zeeuwse verhoaltjes.” 

Als Zeeuws meisje ben ik nog steeds trots op mijn opa en daarom wil ik nu met jullie het verhaal delen dat ik over mijn opa Piet schreef. 

Opa Piet door Rachelle Verhage
Mijn opa Piet, de laatste man van Zeeland in klederdracht, was een wijs man. Voor velen enkel een boer, een gelovige en een harde.
Maar nu, ruim tien jaar na zijn dood, weet ik zeker dat hij een zinnig man was. Een orakel verscholen in het lichaam van een eenvoudige boer.
Zijn handen waren als kolenschoppen. Zijn uiterlijk gerimpeld, mede mogelijk gemaakt door de oorlog, watersnoodramp en zijn leven als alleenstaande vader.
Dit leven gaf hem niets cadeau, werken moest hij. Werken voor vlees en brood.
Geen werk? Geen eten!
Getrouwd met Elizabeth kreeg hij acht kinderen.
Piet en zijn vrouw waren liberaal, doch ouderwets anno nu. Zes dik belegde boterhammen met reuzel als brandstof voor zijn dagen gevuld met fysieke arbeid.
En voor iedere maaltijd, hoe uitgehongerd je ook was, werd uit de bijbel voorgelezen, waarnaar er in stilte werd gegeten. Piet verdeelde het vlees en zijn oudste zoon kreeg een groter stuk. Dat mocht in die tijd, geen Jeugdzorg die er naar kraaide. Vaders wil was wet en je had te luisteren.
En als je als kind naar school ging, dan kreeg je boterhammen in een krant. Zonder angst voor de inkt van het gedrukte woord.
Het noodlot sloeg toe toen Piet 42 was. Zijn Elizabeth stierf en liet hem gebroken achter met acht kinderen.
Er was geen tijd voor verdriet. Ze werd begraven op een paar kilometer afstand van zijn huis en het leven ging door. Hij moest door, want er moest vlees in de pan komen.
Geen zorginstelling, maar een oudste dochter die overnacht moeder werd. En buurvrouwen die de mouwen van hun zondagse boerengoed opstroopten. Zo leefde het gezin verder zonder de warmte van moeder.
Piet was 72 toen ik geboren werd en we kregen een goede band. Elke woensdagochtend ging ik –toen ik al op mezelf woonde- op bezoek bij hem.
‘Hoe is het opa?’
‘Goed, kind.’
Hij leerde me dat het leven helemaal niet ingewikkeld was. Heb lief, werk hard en vertrouw op God. Dat was zijn onbewuste levensmotto.
Piet is nog weleens gaan schaatsen met een vriendin, maar liefde? Nee, die ‘lag begraven.’ Hij is nooit hertrouwd. Hopeloos romantisch anno 2015, heel gewoon voor Piet.
En in een tijd van te veel bewustzijn, angst voor de maatschappij en voor alles wat we in onze mond stoppen, zijn het zijn woorden die me inspireren mijn leven te leiden. Heb lief en vertrouw!